Art. 35 Toegevoegd aan de afdruklijst
uit: Bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen
Geraadpleegde versie
Art. 35.
§ 1. De kandidaten voor de Regering zijn verkozen indien ze voorgedragen zijn op een zelfde lijst, ondertekend door de volstrekte meerderheid van de leden van het Parlement, met daarin de volstrekte meerderheid van de leden van elke taalgroep. Op deze lijst wordt bij de kandidaten die geen lid zijn van het Parlement, aangeduid tot welke taalgroep zij geacht worden te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in de artikelen 34, § 1, 35, § 4, 36, voorlaatste lid, 37, § 2, 41, § 2, tweede lid, 53, voorlaatste lid, 60, tweede en derde lid en 74bis. Het als eerste op de lijst voorgedragen lid oefent het ambt van voorzitter uit.
Indien op de dag van de verkiezing geen lijst overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter van het Parlement wordt overhandigd, wordt de verkiezing vijftien dagen uitgesteld. Wordt binnen die termijn een zodanige lijst overhandigd, dan komt het Parlement bijeen binnen vijf dagen na de indiening van de lijst. De kandidaten voor de Regering zijn verkozen overeenkomstig het eerste lid.
De lijst bedoeld in het eerste lid en het tweede lid is samengesteld uit personen van verschillend geslacht.
§ 2. Ingeval geen akkoord tot stand gekomen is:
1° wordt de voorzitter van de Regering verkozen bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van de leden van het Parlement; de voordrachten van kandidaten voor het voorzitterschap van de Regering moeten worden ondertekend door ten minste vijf leden van het Parlement;
2° worden de leden van de Regering bij geheime stemming verkozen in zoveel afzonderlijke stemmingen als er leden te verkiezen zijn, bij volstrekte meerderheid van de leden van het Parlement; de voordrachten van kandidaten moeten worden ondertekend door de volstrekte meerderheid van de leden van de taalgroep waartoe zij behoren.
Indien de volstrekte meerderheid voorgeschreven in het eerste lid, 2°, niet bereikt is, wordt een nieuwe verkiezing gehouden binnen een termijn die niet korter mag zijn dan dertig dagen. In dit geval moeten de voordrachten van kandidaten naargelang van het geval worden ondertekend door de volstrekte meerderheid van de leden van de Franse taalgroep of, niettegenstaande artikel 10, de volstrekte meerderheid van de leden van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die overeenkomstig artikel 60, vijfde lid, is samengesteld.
Ingeval kandidaten worden voorgedragen die geen lid zijn van het Parlement, wordt vermeld tot welke taalgroep zij worden geacht te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in de artikelen 34, § 1, 35, § 4, 36, voorlaatste lid, 37, § 2, 41, § 2, tweede lid, 53, voorlaatste lid, 60, tweede en derde lid, en 74bis. Niemand mag meer dan een voordracht per mandaat ondertekenen.
Vóór de voordracht van kandidaten zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, en het tweede lid plegen de taalgroepen of, bij toepassing van de regel bedoeld in het tweede lid, de Franse taalgroep en de leden van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die is samengesteld overeenkomstig artikel 60, vijfde lid, eventueel overleg met het oog op de naleving van artikel 11bis, tweede lid, van de Grondwet.
§ 3. De artikelen 60, § 3, derde en vierde lid, en § 4, derde lid, en 62 van de bijzondere wet, alsook artikel 12, §§ 2 en 4, van deze wet zijn mede van toepassing op de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Niemand kan tegelijkertijd lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en lid van een andere Gewestregering zijn.
§ 3bis. Onverminderd het bepaalde in artikel 24bis, § 2, 1° en 2°, van de bijzondere wet, houdt een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of een in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet bedoelde senator die gekozen wordt tot lid van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, onmiddellijk op zitting te hebben en neemt hij zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. De wet stelt de nadere regelen van zijn vervanging in de betrokken Kamer vast.
Niemand kan tegelijk lid van de Brusselse Hoofdstedelijke regering of gewestelijk staatssecretaris en lid van het Vlaams Parlement zijn. Het lid van de regering of de gewestelijke staatssecretaris die ontslag heeft genomen, kan echter na de volledige vernieuwing van het Vlaams Parlement zijn ambt van lid van de regering of van gewestelijk staatssecretaris verenigen met het mandaat van lid van het Vlaams Parlement tot de verkiezing van een nieuwe regering.
§ 4. Onverminderd artikel 37, § 2, van deze wet wordt de orde van voorrang van de leden van de Regering, de voorzitter uitgezonderd, bepaald door de orde van verkiezing of van voordracht, te beginnen met de taalgroep waartoe de voorzitter niet behoort en vervolgens afwisselend per taalgroep.
§ 5. Het Parlement kan bij ordonnantie bijkomende onverenigbaarheden instellen.
Versies
Dit artikel is niet gewijzigd sedert de start van SenLex