Geraadpleegde versie
Art. 17.
§ 1. Elke kandidaat voor het Parlement moet, in zijn verklaring van bewilliging, de taalgroep vermelden waartoe hij behoort. Hij blijft tot deze taalgroep behoren bij elke volgende verkiezing.
§ 2. De kandidaten van de Nederlandse taalgroep en de kandidaten van de Franse taalgroep worden op afzonderlijke lijsten voorgedragen.
§ 3. De voordracht van de kandidaten moet getekend zijn:
1° hetzij door ten minste vijfhonderd kiezers voor het Parlement die tot dezelfde taalgroep behoren als de voorgedragen kandidaten;
2° hetzij:
a) voor de eerste verkiezing van het Parlement, door ten minste twee leden van de Wetgevende Kamers die, in die Kamers, tot dezelfde taalgroep behoren als de voorgedragen kandidaten;
b) voor de volgende verkiezingen, door ten minste een aftredend lid van het Parlement dat tot de taalgroep van de voorgedragen kandidaten behoort.
§ 4. Een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één lijst voor een zelfde verkiezing.
De bewilligende kandidaat die het in het vorige lid gestelde verbod overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202 van het Kieswetboek. Zijn naam wordt geschrapt van alle lijsten waarop hij voorkomt.
§ 5. Onverminderd het bepaalde in de tweede volzin van § 1, wordt de taalgroep van de kandidaten en van de kiezers die kandidaten voordragen, bepaald door de taal waarin hun identiteitskaart is opgemaakt of, wanneer zij in de twee talen is opgemaakt, door de taal van de specifieke vermeldingen op de identiteitskaart.
§ 6. De kandidaten mogen bij het gewestbureau een bezwaarschrift indienen tegen de taalaanhorigheid van een of meer kiezers die een andere kandidaat van dezelfde taalgroep voordragen.
§ 7. De kiezers die kandidaten voordragen, moeten zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een gemeente die deel uitmaakt van het grondgebied bedoeld bij artikel 2, § 1, van deze wet ten minste sinds de negentigste dag die aan de vastgestelde datum van de verkiezing voorafgaat.
Versies
Dit artikel is niet gewijzigd sedert de start van SenLex