Trefwoorden:verkiezingen, verkiezingen, gemeenschaps- en gewestparlementen
Annot. Art. 26
Art. 26.
§ 1. Het Vlaams Parlement en het Waals Parlement stellen, ieder voor zich, bij decreet de kieskringen vast.
§ 2. Geen kieskring mag de grenzen van het grondgebied van een Gewest overschrijden.
§ 2bis. Het Vlaams Parlement en het Waals Parlement kunnen bij decreet, elk wat hem betreft, een kieskring instellen voor het hele grondgebied van hun gewest, waarin een deel van hun respectieve parlementsleden worden verkozen. Als zij van deze mogelijkheid gebruik maken, bepalen het Vlaams Parlement en het Waals Parlement per decreet, elk wat hem betreft, het aantal zetels dat deze gewestelijke kieskring telt.
§ 3. Indien er meerdere kieskringen zijn, telt elke kieskring zoveel keren een zetel als de gewestelijke deler in het cijfer van de bevolking van de kieskring begrepen is. De gewestelijke deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van het Gewest te delen door het aantal rechtstreeks te kiezen leden in voorkomend geval verminderd met het aantal zetels dat de in § 2bis bedoelde kieskring telt. .
De overblijvende zetels worden toegewezen aan de kieskringen met het grootste nog niet vertegenwoordigde bevolkingsoverschot.
§ 4. De indeling van de leden het Parlement over de kieskringen wordt door de Vlaamse Regering en de Waalse Regering, ieder wat haar betreft, bepaald in verhouding tot de bevolking.
Het bevolkingscijfer van elke kieskring wordt om de tien jaar vastgesteld door de volkstelling of door enig ander middel bedoeld in artikel 63, § 3 , van de Grondwet.
Binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van het bevolkingscijfer bepaalt de Vlaamse Regering en de Waalse Regering, ieder wat haar betreft, het aantal zetels dat aan elke kieskring toekomt.
De nieuwe zetelverdeling wordt toegepast vanaf de eerstvolgende gehele vernieuwing van de het betrokken Parlement.