Trefwoorden:Duitstalige Gemeenschap, financiering
Annot. Art. 58sexies
Art. 58sexies.
§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 2002 worden bijkomende middelen toegekend.
§ 2. De volgende bedragen worden bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : een percentage van het bedrag van 198.314.819,82 euro;
2° voor het begrotingsjaar 2003 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
3° voor het begrotingsjaar 2004 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
4° voor het begrotingsjaar 2005 : een percentage van het bedrag van 371.840.287,16 euro;
5° voor het begrotingsjaar 2006 : een percentage van het bedrag van 123.946.762,39 euro;
6° voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 : een percentage van het bedrag van 24.789.352,48 euro.
Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen, enerzijds, het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald.
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2002 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag.
Voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
Voor elk van de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet.
Voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totaal bedrag gelijk aan het voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste bedrag is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.
§ 4. De in § 1 bedoelde bijkomende middelen worden als volgt bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : het met toepassing van § 3, eerste lid, verkregen bedrag;
2° voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2011 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag, na aftrek van het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag, jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
Het met toepassing van het vorige lid bekomen bedrag wordt verhoogd met het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag;
3° voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.