Parlementaire voorbereiding

Voorstel tot herziening van artikel 23 van de Grondwet om het recht op kinderbijslag te waarborgen, Parl.St. Senaat 2012-2013, nr. 5-2240/1

Blz. 1:

"De overgangsbepaling van artikel 195 van de Grondwet, die op 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad van 6 april 2012, ed. 2), werd goedgekeurd, bepaalt dat de Kamers, samengesteld ingevolge de vernieuwing van de Kamers van 13 juni 2010, in overeenstemming met de Koning, over de herziening van onder meer artikel 23 van de Grondwet kunnen beslissen, uitsluitend « om het recht op kinderbijslag te waarborgen ».

De toekenning van kinderbijslag strekt ertoe bij te dragen in de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen. Ze biedt een gedeeltelijke compensatie voor de toegenomen lasten die door het gezin worden gedragen wanneer het zich uitbreidt (Grondwettelijk Hof, arrest nr. 53/2011, 6 april 2011, B.3.).

Opdat ieder het recht zou hebben een menswaardig leven te leiden, bepaalt artikel 23 van de Grondwet dat de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten waarborgen, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten omvatten onder meer het recht op sociale zekerheid, waaronder het recht op kinderbijslag (Grondwettelijk Hof, arrest nr. 66/2007, 26 april 2007, B.10.3).

Het onderhavige voorstel strekt er toe specifiek het recht op kinderbijslag te waarborgen. Zo zal er door de Grondwet worden bevestigd dat onder de rechten die de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel moeten waarborgen opdat ieder het recht zou hebben een menswaardig leven te leiden, er het recht zal zijn van ieder om ten laste van de bevoegde overheid een bijdrage te ontvangen in de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen.

Net als voor de rechten die momenteel door artikel 23 van de Grondwet worden gewaarborgd, strekt de onderhavige herziening er echter niet toe een nieuw subjectief recht te creëren. Zoals het Grondwettelijk Hof heeft benadrukt, brengt artikel 23 van de Grondwet voor de bevoegde overheden « de verplichting teweeg om, zonder daarom precieze subjectieve rechten te verlenen, de voordelen van de van kracht zijnde normen te handhaven door het verbod in te stellen om tegen de nagestreefde doelstellingen in te gaan (de zogenaamde « standstill-verplichting »)Voetnoot 1 van het geciteerde advies: Grondwettelijk Hof, nr. 169/2002, 27 november 2002, B.6.4..

Die bepaling legt de wetgever dus de verplichting op om geen afbreuk te doen aan de rechten die in de wetgeving worden gewaarborgd. De standstill-verplichting impliceert dat twee elkaar in de tijd opvolgende algemene rechtsnormen globaal bekeken een gelijkwaardig niveau van bescherming moeten bieden, waarbij de nieuwe rechtsnorm het bestaande beschermingsniveau niet aanzienlijk kan doen dalen zonder dat redenen van algemeen belang dit zouden verantwoorden.

Het onderhavige voorstel tot herziening zal dus als onmiddellijk gevolg hebben dat de overheden die bevoegd zijn voor het recht op kinderbijslag het recht niet aanzienlijk zullen kunnen verminderen dat de wet nu aan de gezinnen toekent om van de overheid een financiële bijdrage te ontvangen om de last van de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen ten minste gedeeltelijk te dekken, tenzij redenen van algemeen belang een dergelijke vermindering verantwoorden. Het feit dat het recht op kinderbijslag voortaan het voorwerp zal uitmaken van een specifieke waarborg in artikel 23 van de Grondwet heeft als gevolg dat de bevoegde wetgever een eventuele significante vermindering van het recht op kinderbijslag niet meer zal kunnen verantwoorden met de reden dat die vermindering gecompenseerd zou worden door andere maatregelen op het vlak van sociale zekerheid of inkomensbeleid, behalve als die maatregelen specifiek gericht zijn op de last die de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen inhouden voor de gezinnen.

De standstill-verplichting ontzegt de bevoegde overheden niet de bevoegdheid om te oordelen hoe dat recht op de meest adequate wijze zou worden gewaarborgd. Ze belet geen enkele hervorming van de aangelegenheid die ertoe zou strekken dit recht op een minstens gelijkwaardige manier te waarborgen.

Zo zullen de bevoegde overheden bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een hervorming van de van kracht zijnde wetgeving zodat het recht op kinderbijslag niet langer afhangt van een beroepsactiviteit, een vorige beroepsactiviteit of een sociale situatie.

Ten slotte is het onderhavige voorstel tot herziening van de Grondwet net als artikel 23 van de Grondwet neutraal ten opzichte van de bevoegdheidsverdeling tussen de Federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, en sluit het niet uit dat de wetgever de concrete uitvoering van de rechten die door de Grondwet worden georganiseerd, aan de regering delegeertVoetnoot 1 van het geciteerde advies: Grondwettelijk Hof, nr. 64/2008, 17 april 2008, B.32.1..

VOORSTEL

Enig artikel

Artikel 23, derde lid, van de Grondwet wordt aangevuld met een punt 6°, luidende als volgt :

« 6° het recht op gezinsbijslagen. »"