Rechtspraak en adviezen

Advies 63.964/4/VR van de Raad van State van 16 oktober 2018 over een voorontwerp van ordonnantie ‘betreffende het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, Parl.St. Brussels Hoofdstedelijk Parlement 2018-2019, nr. A-813/1

Blz. 76:

[“ALGEMENE OPMERKINGEN]

III. Het in artikel 23 van de Grondwet verankerde legaliteitsbeginsel in culturele aangelegenheden

Zoals hierboven vermeld, regelt het voorontwerp van ordonnantie een culturele aangelegenheid en valt het bijgevolg binnen de werkingssfeer van artikel 23 van de Grondwet. Luidens dat artikel 23, tweede lid, van de Grondwet staat het aan de bevoegde wetgever om, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de culturele rechten waaronder inzonderheid het recht op culturele ontplooiing te waarborgen en de voorwaarden voor de uitoefening van die rechten te bepalen.

Zowel uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof als uit de adviezen van de afdeling Wetgeving volgt dat artikel 23 van de Grondwet beschouwd moet worden als een van de bepalingen van de Grondwet waarbij bepaalde aangelegenheden voorbehouden worden aan de bevoegde wetgeverVoetnoot 16 van het geciteerde advies: Zie bijvoorbeeld advies 41.413/1, op 19 oktober 2006 verstrekt over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 20 december 2006 « tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een adoptie-uitkering ten gunste van de zelfstandigen », http:// www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/41413.pdf ; advies 50.623/ AV, op 24 januari 2012 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2012 « houdende de Vlaamse sociale bescherming », Parl. St. Vl.Parl. 2011- 12, nr. 1603/1, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/50623.pdf; advies 63.399/VR, op 14 juni 2018 verstrekt over een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten ». Voetnoot 17 van het geciteerde advies: Volgens het Grondwettelijk Hof verleent artikel 23 van de Grondwet een bevoegdheid aan de (formele) wetgever en waarborgt het aldus het optreden van een democratisch verkozen vergadering (zie GwH 5 mei 2009, nr. 73/2009, B.3.4).. Het in artikel 23 van de Grondwet verankerde legaliteitsbeginsel verbiedt de wetgever niet om aan de uitvoerende macht bevoegdheden te delegeren in verband met die aangelegenheden, maar het vereist wel dat die delegaties voldoende afgebakend worden. In het licht van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof die zegt dat het aan de wetgever staat de voorwaarden te bepalen voor de uitoefening van de rechten die vermeld worden in artikel 23 van de Grondwet, wat de wetgever machtigt delegaties toe te kennen aan de uitvoerende macht nadat hij de beginselen heeft vastgesteld die ter zake moeten worden toegepast Voetnoot 18 van het geciteerde advies: Zie inzonderheid GwH 1 april 1998, nr. 37/1998, B.4.4 ; GwH 17 april 2008, nr. 64/2008, B.32.1 ; GwH 28 april 2011, nr. 56/2011, B.8.1.,heeft de afdeling Wetgeving geoordeeld dat het in artikel 23 van de Grondwet verankerde legaliteitsbeginsel inhoudt dat de wetgever verplicht is de essentiële elementen te bepalen van de regeling die hij wil invoeren en dat het hem bijgevolg niet toegestaan is de regeling van die essentiële elementen over te laten aan de uitvoerende macht Voetnoot 19 van het geciteerde advies:  Zie inzonderheid de in voetnoot 17 (16) geciteerde adviezen..

Op basis van die gedachtegang heeft de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving de contouren van de machtigingen die aan de bevoegde deelstaatregeringen kunnen worden verleend in de aangelegenheden die artikel 23 van de Grondwet vermeldt, als volgt geschetst in haar advies 50.623/AV, op 24 januari 2012 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2012 « houdende de Vlaamse sociale bescherming » :

« I. Wat het legaliteitsbeginsel betreft

24. Volgens de memorie van toelichting geeft het ontworpen decreet uitvoering aan artikel 23 van de Grondwet. De erin opgenomen maatregelen kunnen inderdaad worden beschouwd als een uitvoering van het in artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet vermelde « recht op sociale bijstand ».

25. Op grond van artikel 23, tweede lid, van de Grondwet komt het aan de « wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel toe om de economische, sociale en culturele rechten te waarborgen en de voorwaarden voor de uitoefening ervan te bepalen ». Zowel uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof als uit de adviespraktijk van de afdeling Wetgeving van de Raad van State blijkt dat artikel 23 van de Grondwet moet worden beschouwd als één van de bepalingen van de Grondwet « die sommige aangelegenheden voorbehouden aan een wetgever » Voetnoot 20 van het geciteerde advies: Voetnoot 37 van het geciteerde advies : Zie bijv. advies 41.413/1 van
19 oktober 2006 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 20 december 2006 tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een adoptie-uitkering ten gunste van de zelfstandigen.
Voetnoot 21 van het geciteerde advies: Voetnoot 38 van het geciteerde advies : Volgens het Grondwettelijk Hof heeft de Grondwet in artikel 23 een bevoegdheid toegekend aan de (formele) wetgever en voorzien in het optreden van een democratisch verkozen vergadering. Zo niet zou het Hof immers niet bevoegd zijn om delegatiebepalingen aan artikel 23 van de Grondwet te toetsen (Zie bijv. Grondwettelijk Hof nr. 73/2009, 5 mei 2009, B.3.4)..

26. Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof blijkt echter ook dat uit het gegeven dat artikel 23, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat de bevoegde wetgever « de voorwaarden voor de uitoefening [bepaalt] » van de erin gewaarborgde rechten, niet kan worden afgeleid dat de bevoegde wetgever de uitvoerende macht niet zou mogen belasten met « de nadere uitwerking » van de door hem georganiseerde of gewaarborgde (sociaal-economische grond)rechten Voetnoot 22 van het geciteerde advies: Voetnoot 39 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 43/2006, 15 maart 2006, B.21 (m.b.t. het recht op maatschappelijke dienstverlening) ; Grondwettelijk Hof, nr. 64/2008, 17 april 2008, B.32.1 (m.b.t. het recht op sociale zekerheid).  of van de vooraf door de wetgever zelf gemaakte « keuzes » Voetnoot 23 van het geciteerde advies: Voetnoot 40 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 147/2005, 28 september 2005, B.11.6. of vastgestelde « beginselen » Voetnoot 24 van het geciteerde advies: Voetnoot 41 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 37/98, 1 april 1998, B.4.4 ; Grondwettelijk Hof, nr. 103/2006, 21 juni 2006, B.3.3., « grenzen » Voetnoot 25 van het geciteerde advies: Voetnoot 42 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 18/98, 18 februari 1998, B.6. of « essentiële elementen » Voetnoot 26 van het geciteerde advies: Voetnoot 43 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 189/2005, 14 december 2005, B.10.3 ; Grondwettelijk Hof, nr. 66/2007, 26 april 2007, B.10.7..Bij de beoordeling of een machtiging aan de regering in aangelegenheden waarop artikel 23 van de Grondwet van toepassing is, niet te ver gaat, houdt het Grondwettelijk Hof in het bijzonder rekening met de aard van de geregelde aangelegenheid, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat een omvattende regeling van de aangelegenheid door de wetgever « de doeltreffendheid van het door hem vastgestelde beleid in het gedrang zou brengen » Voetnoot 27 van het geciteerde advies: Voetnoot 44 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 189/2005, 14 december 2005, B.10.3., het gegeven dat de betrokken « maatregelen gemakkelijk […] [kunnen] worden aangepast om tegemoet te komen aan de vereisten van de technische ontwikkeling » Voetnoot 28 van het geciteerde advies: Voetnoot 45 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 189/2005, 14 december 2005, B.10.3., het gegeven dat een algemene en abstracte bepaling onverenigbaar is met de keuze van de wetgever om een geboden hulp te laten variëren in functie van de behoeften van de betrokken gerechtigden Voetnoot 29 van het geciteerde advies: Voetnoot 46 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 43/2006, 15 maart 2006, B.21., het gegeven dat de regeling op « relatief soepele wijze [moet] kunnen worden aangepast aan de evolutie van de noden en middelen » Voetnoot 30 van het geciteerde advies: Voetnoot 47 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 103/2006, 21 juni 2006, B.3.6. in het betrokken beleidsdomein of de « bijzonder technische en ingewikkelde » Voetnoot 31 van het geciteerde advies: Voetnoot 48 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 64/2008, 17 april 2008, B.32.2. aard van de regeling. In recentere arresten oordeelde het Hof zelfs dat een delegatie aanvaardbaar is voor zover de machtigingen betrekking hebben op « de tenuitvoerlegging » Voetnoot 32 van het geciteerde advies: Voetnoot 49 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 101/2008, 10 juli 2008, B.39 ; Grondwettelijk Hof, nr. 182/2008, 18 december 2008, B.6.3. Zie ook Grondwettelijk Hof, nr. 73/2009, 5 mei 2009, B.6.4. of op « het aannemen » Voetnoot 33 van het geciteerde advies: Voetnoot 50 van het geciteerde advies : Grondwettelijk Hof, nr. 135/2010, 9 december 2010, B.15 (in casu betrof het een systeem van programmering van de bedden in de rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen) ; Grondwettelijk Hof, nr. 151/2010, 22 december 2010, B.4 (in casu werd het aan de regering overgelaten de grenswaarden voor emissie en immissie van geluidshinder, de methodes en de meetapparatuur te bepalen). van maatregelen « waarvan het onderwerp door de bevoegde wetgever is aangegeven ». Uit deze arresten blijkt desalniettemin dat de wetgever zich er bij het bepalen van het « onderwerp » van een te waarborgen sociaal, economisch of cultureel grondrecht niet toe kan beperken het zonder meer aan de regering over te laten om de draagwijdte, de toekenningsvoorwaarden en het personele toepassingsgebied van deze rechten te bepalen.

27. Het ontwerp bevat verschillende machtigingen aan de Vlaamse Regering. Het komt de Raad van State voor dat voor zover deze machtigingen het zonder meer aan de regering overlaten om wezenlijke elementen te bepalen inzake de draagwijdte van de te waarborgen sociale rechten Voetnoot 34 van het geciteerde advies: Voetnoot 51 van het geciteerde advies : Zo laat bijv. artikel 43, § 3, van het ontwerp het zonder meer aan de Vlaamse Regering over de hoogte van het bedrag van de « premie voor jonge kinderen » te bepalen en laat artikel 46 van het ontwerp het zonder meer aan de Vlaamse Regering over de « grensbedragen voor de toepassing van de maximumfactuur » te betalen., de voorwaarden voor hun toekenning Voetnoot 35 van het geciteerde advies: Voetnoot 52 van het geciteerde advies : Zo laat bijv. artikel 44, 2°, van het ontwerp het zonder meer aan de Vlaamse Regering over om de toekenningsvoorwaarde inzake preventieve gezinsondersteuning te bepalen (zie ook voor het belang van een nadere regeling daarvan, supra nr. 18) en laat artikel 32 § 1, van het ontwerp het zonder meer aan de Vlaamse Regering over om de leeftijd te bepalen vanaf wanneer jaarlijks de bijdrage moet worden bepaald. en het personele toepassingsgebied van de ontworpen regeling Voetnoot 36 van het geciteerde advies: Voetnoot 53 van het geciteerde advies : Zo maakt bijv. artikel 30, § 2, van het ontwerp het mogelijk dat de Vlaamse Regering het aantal gerechtigden in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beperkt door de termijn te bepalen waarbinnen de inwoners van dat gebied zodra dat mogelijk is bij de zorgkas dienen aan te sluiten, zonder dat het ontwerp aangeeft op grond waarvan die termijnbepaling dient te gebeuren., het ontworpen decreet op gespannen voet staat met het in artikel 23, tweede lid, van de Grondwet opgenomen legaliteitsbeginsel Voetnoot 37 van het geciteerde advies: Voetnoot 54 van het geciteerde advies : Een gelijkaardige opmerking werd al gemaakt in advies 44.583/3 van 11 juni 2008 over een ontwerp dat heeft geleid tot het decreet van 19 december 2008 tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering. (Parl. St., Vl. Parl., 2007-2008, nr. 1810/1, p. 28) en in advies 39.536/VR/3 van 24 januari 2006 over een ontwerp dat heeft geleid tot het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode (Parl. St., Vl. Parl., 2005-2006, nr. 824/1, p. 63)..

Het komt aan de decreetgever toe in het decreet zelf een aantal regels op te nemen die de draagwijdte, de toekenningsvoorwaarden en het toepassingsgebied nader bepalen, of minstens bepalingen op te nemen – bijv. voorzien in criteria of procedures, minima of maxima bepalen, enz. – aan de hand waarvan deze regels door de regering verder kunnen worden ingevuld. » Voetnoot 38 van het geciteerde advies: Parl. St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1603/1, 129 tot 166,
http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/60623.pdf. Zie ook advies 58.140/4, op 5 oktober 2015 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot het decreet van het Waals Gewest van 3 december 2015 « betreffende het « Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles » (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen) », Parl. St. W.Parl. 2015-16, nr. 527/1, 46 en 47, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/58140.pdf.
.

Het Grondwettelijk Hof heeft er in zijn rechtspraak meermalen op gewezen dat artikel 23 van de Grondwet er niet aan in de weg staat dat de wetgever bevoegdheden delegeert inzake de voorbehouden aangelegenheden die in die bepaling worden bedoeld, voor zover die delegaties betrekking hebben op « maatregelen » Voetnoot 39 van het geciteerde advies: GwH 5 maart 2015, nr. 24/2015, B.39 ; 30 april 2015, nr. 47/2015, B.7.,op « de tenuitvoerlegging van maatregelen » Voetnoot 40 van het geciteerde advies: GwH 11 juli 2013, nr. 110/2013, B.4 ; 3 april 2014, nr. 62/2014, B.3.2., op « het aannemen van maatregelen » Voetnoot 41 van het geciteerde advies: GwH 28 juni 2012, nr. 84/2012, B.5.2 ; 17 maart 2016, nr. 42/2016, B.8.1. of op « bevoegdheden » Voetnoot 42 van het geciteerde advies: GwH 6 oktober 2016, nr. 125/2016, B.16.1. waarvan de bevoegde wetgever het onderwerp heeft bepaald. Het Hof heeft ook geoordeeld dat « artikel 23 van de Grondwet zich geenszins ertegen verzet dat de wetgever aan de Koning de bevoegdheid opdraagt een bepaalde aangelegenheid, waarvan hij het onderwerp aanduidt, nader te regelen » Voetnoot 43 van het geciteerde advies: GwH 12 juli 2012, nr. 88/2012, B.13.3. Ten slotte merkt het Grondwettelijk Hof in verband met het recht op juridische bijstand, vermeld in artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, eerst op dat machtigingen aan de uitvoerende macht mogelijk zijn « voor zover die machtigingen betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de wetgever het onderwerp heeft aangegeven », en stelt het vervolgens dat de voornoemde grondwettelijke bepaling « de wetgever niet [verplicht] om alle essentiële elementen van het recht op juridische bijstand te regelen en […] hem niet [verbiedt] om de uitvoerende macht ertoe te machtigen die te regelen » Voetnoot 44 van het geciteerde advies: GwH 15 juni 2017, nr. 71/2017, B.9 ; 21 juni 2018, nr. 77/2018, B.5.4..

Uit de hierboven uiteengezette gegevens uit de rechtspraak volgt ogenschijnlijk dat, doordat artikel 23 van de Grondwet de garantie biedt dat een democratisch verkozen vergadering de economische, sociale en culturele rechten verankert en de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging ervan bepaalt, dat artikel de wetgever niet zou verplichten om zelf alle essentiële elementen ter zake te regelen, en hem dus zou toestaan de uitvoerende macht bevoegd te maken om essentiële elementen van de betreffende juridische regeling te bepalen, aangezien het onderwerp van de maatregelen waarop de delegatie betrekking heeft, door de wetgever is vastgesteld.

De afdeling Wetgeving is echter van oordeel, zoals blijkt uit de adviezen die ze ter zake heeft gegeven Voetnoot 45 van het geciteerde advies: Zie, behalve de reeds aangehaalde adviezen, bijvoorbeeld advies 54.820/1, op 24 januari 2014 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot het decreet van de Vlaamse overheid van 25 april 2014 « houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap », http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/54820.pdf, advies 58.321/1-2-3- 4-VR, op 28 oktober 2015 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot de « Programmawet (I) » van 26 december 2015, Parl. St. Kamer 2015-16, nr. 1479, 85-122, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/58321.pdf, en advies 62.338/2, op 13 december 2017 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot het decreet van het Waals Gewest van 8 februari 2018 « betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen », Parl. St. W.Parl. 2017-18, nr. 989/1, 65-87, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/62338.pdf., dat uit de voornoemde rechtspraak van het Grondwettelijk Hof niet mag worden afgeleid dat de wetgever, nadat hij « het onderwerp » heeft bepaald van een sociaal, economisch of cultureel recht dat onder artikel 23 van de Grondwet valt, zonder meer aan de regering de bevoegdheid zou kunnen opdragen om de draagwijdte, de toekenningsvoorwaarden en de werkingssfeer ratione personae van een dergelijk recht te bepalen Voetnoot 46 van het geciteerde advies: De afdeling Wetgeving heeft zich in die zin uitgesproken in advies 62.477/1, op 19 februari 2018 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot het decreet van de Vlaamse overheid van 6 juli 2018 « betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging », Parl. St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1588/1, 191-224, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/62477.pdf..Het is immers belangrijk dat het onderscheid niet wordt uitgehold dat de Grondwet maakt tussen enerzijds de aangelegenheden die niet aan de wetgever zijn voorbehouden en waarvoor deze hoort te beslissen of hij ze zelf regelt dan wel of hij ze aan de uitvoerende macht overlaat met toepassing van artikel 105 van de Grondwet wat betreft de federale overheid en van artikel 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 wat betreft de deelstaten Voetnoot 47 van het geciteerde advies: Artikel 38 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 « met betrekking tot de Brusselse Instellingen » maakt artikel 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 toepasselijk op de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Voetnoot 48 van het geciteerde advies: Zoals het Grondwettelijk Hof meermalen heeft opgemerkt, « [staat het in] aangelegenheden die niet door de Grondwet aan de wet zijn voorbehouden […] in beginsel aan de wetgever om te beslissen of hijzelf die aangelegenheid regelt, dan wel of hij het aan de uitvoerende macht overlaat om een regeling vast te stellen. Het staat in beginsel eveneens aan de wetgever om in die aangelegenheden te beoordelen of zulk een machtiging aan de uitvoerende macht al dan niet aan beperkingen dient te worden onderworpen » (GwH 8 maart 2012, nr. 36/2012, B.6.1). Zie in dezelfde zin ook GwH 18 juli 2013, nr. 107/2013, B.10.2 ; 11 juni 2015, nr. 86/2015, B.8 ; 28 april 2016, nr. 56/2016, B.14.4 ; 28 april 2016, nr. 57/2016, nr. B.24.,en anderzijds de aangelegenheden die volgens de Grondwet aan de wetgever zijn voorbehouden en met betrekking tot welke aangelegenheden hij niet op dezelfde wijze dezelfde keuze kan maken. Aangezien het in de Grondwet gemaakte onderscheid tussen aangelegenheden die aan de wetgever zijn voorbehouden en niet-voorbehouden aangelegenheden, een nuttig effect hoort te hebben, is de afdeling Wetgeving van oordeel dat de verplichting om het onderwerp te bepalen van de maatregelen waarop de delegatie betrekking heeft in een aangelegenheid die bij artikel 23 van de Grondwet aan de wetgever is voorbehouden, impliceert dat de wetgever de delegaties die hij aan de uitvoerende macht verleent, hoort af te bakenen door zelf de volgende elementen in voldoende mate te regelen : de reikwijdte, de toekenningsvoorwaarden en de werkingssfeer ratione personae van de rechten bedoeld in artikel 23 van de Grondwet.”

Zie in dezelfde zin:

Advies 64.905/1 van de Raad van State van 15 februari 2019 over een voorontwerp van ordonnantie ‘tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag’, Parl. St. Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 2018-2019, nr. 160/1, blz. 62;

Advies 67.653/2/V van de Raad van State van 3 augustus 2020 over een voorontwerp van decreet van de Franse Gemeenschap ‘relatif aux aides pour le journalisme d’investigation en Communauté française’, Parl.St. Parlement van de Franse Gemeenschap 2020-2021, nr. 122/1, blz. 30;

Advies 67.724/2/V van de Raad van State van 9 september 2020 over een voorontwerp van decreet van de Franse Gemeenschap ‘relatif aux services de médias audiovisuels et aux services de partage de vidéos’, Parl.St. Parlement van de Franse Gemeenschap 2020-2021, nr. 187/1, blz. 283;

Advies 69.794 van de Raad van State van 22 oktober 2021 over een voorontwerp van decreet van de Franse Gemeenschap ‘portant protection du patrimoine culturel mobilier’, Parl.St. Parlement van de Franse Gemeenschap 2021-2022, nr 341/1, blz. 55;

Advies 71.302/3 van de Raad van State van 3 mei 2022 over een voorontwerp van wet ‘tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wat de bescherming tegen nadelige maatregelen betreft’, Parl.St. Kamer 2022-2023, nr. 55-3021/001, blz. 82;

Advies 71.846/2/V van de Raad van State van 2 augustus 2022 over een voorontwerp van wet ‘tot invoering van het “Terug Naar Werk-traject” onder de coördinatie van de “Terug Naar Werk-coördinator” in de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten’, Parl.St. Kamer 2022-2023, nr. 55-3027/001, blz. 31.

Advies 72.574/4 van de Raad van State van 10 januari 2023 over een voorontwerp van decreet ‘relatif à la conservation et à la valorisation des archives dintérêt patrimonial’, Parl.St. Parlement van de Franse Gemeenschap 2022-2023, nr. 533/1, blz. 66.