Trefwoorden:federaal parlement (Kamer en Senaat), federaal parlement (Kamer en Senaat), onverenigbaarheden, Koning, minister
Annot. Art. 50
Art. 50.
Een lid van een van beide Kamers dat door de Koning tot minister wordt benoemd en de benoeming aanneemt, houdt op zitting te hebben en neemt zijn mandaat weer op wanneer de Koning een einde heeft gemaakt aan zijn ambt van minister. De wet stelt de nadere regelen van zijn vervanging in de betrokken Kamer vast.