Trefwoorden:constitutieve autonomie, Duitstalige Gemeenschap, regering, minister, onverenigbaarheden
Annot. Art. 50
Art. 50.
De vereisten en onverenigbaarheden bepaald in de artikelen 10 en 10bis en in artikel 5 van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, gelden eveneens voor de leden van de Regering.
Niemand kan tegelijk lid zijn van de regering en lid van de federale regering of lid van een andere regering.